Een kerstwens

Geschreven door onderzoeker Maud Dingemans, lectoraat Zorg rond het Levenseinde.

Het einde van het jaar. De dagen worden korter, de nacht steeds langer. Ik vertrek vanuit huis in het donker, en kom in het donker weer thuis. Mijn vingers glijden langs de zachte binnenkant van mijn jaszak en maken een vuist om alle beetjes warmte te behouden. Terwijl mijn wereld door de mist verkleind wordt tot enkele vierkante meters, word ik hier en daar verrast door een verlichte kerstman die aan een laddertje van een gevel bungelt of een paar rendieren die hun slee door de voortuinen meesleuren. Een blik door het raam (wie doet dat nou niet, gluren bij de buren?) toont mij een soortgelijk tafereel: een gigantische kerstboom met fonkelende lichtjes die weerspiegeld worden in de tientallen ballen eromheen.

Terwijl mijn wereld door de mist verkleind wordt tot enkele vierkante meters, word ik hier en daar verrast door een verlichte kerstman die aan een laddertje van een gevel bungelt of een paar rendieren die hun slee door de voortuinen meesleuren. Een blik door het raam (wie doet dat nou niet, gluren bij de buren?) toont mij een soortgelijk tafereel: een gigantische kerstboom met fonkelende lichtjes die weerspiegeld worden in de tientallen ballen eromheen.

Terwijl de geur van de brandende open haard via de schoorsteen mijn neus binnendringt, dwaal ik in gedachten af naar een verhaal dat mij deze tijd van het jaar altijd raakt: Het meisje met de zwavelstokjes.

Een meisje in de kou op zoek naar warmte, naar medemenselijkheid, en haar intense verlangen naar liefde. Een meisje dat van buitenaf staat toe te kijken hoe anderen het behaaglijk hebben, met tafels vol eten, kamers vol gezelligheid, en een kerstboom vol lichtjes. Zelf staat ze – zonder schoenen – in het donker, buitengesloten, zoekend naar aansluiting zonder het ergens te vinden. De deuren blijven dicht. De kans op samen zijn blijft uit. Voor mij een sluitende metafoor voor het gevoel van rouw. In haar eenzaamheid besluit ze dan een stokje te branden, een wanhopige poging om die liefdevolle warmte te ervaren. Een kort visioen en dan; weer duisternis. Wederom een stokje, een kort visioen en dan; duisternis. Een laatste stokje, een laatste poging om zich te warmen, om een fractie te voelen van wat al die families in die warm verlichte huiskamers lijken te voelen. Een visioen, van degene die van haar hield als van geen ander, die haar uitnodigt zich bij haar te voegen in de hemel. Het diepste verlangen van het meisje lijkt voor even werkelijkheid te worden, maar lost vervolgens weer op in de nacht.

Dit verhaal toont voor mij de zoektocht van het meisje naar liefde van een gemiste dierbare; een zoektocht die ik ook zie in rouw. Toekijken hoe anderen het binnenshuis lekker warm en fijn hebben, met geliefden om hen heen en een brandend vuur in hun midden. Maar zelf in de kou blijven staan, niet wetende hoe je die deur naar de warmte moet vinden. Of op de drempel staan, met het verlangen je bij de gezelligheid te voegen, maar het voelt alsof je benen staan vastgevroren aan de grond. Het zien van de meest liefdevolle taferelen, maar de warmte niet in je lichaam kunnen ervaren, omdat er iets mist. Omdat er iemand mist. Je bent als verdoofd, alsof je naar die goudgebraden kip op tafel kijkt, maar de geur ervan je net niet bereiken kan. En in een poging die warmte toch te ervaren, steek je een zwavelstokje af. Je praat even met een vriend, je lacht mee tijdens een borrel, je proost met een glas wijn. En voor even kun je het aanraken: dat visioen van warmte en liefde, die herinnering aan wat er was. Maar vervolgens dooft het weer en dan; duisternis. En het overheersende verlangen naar liefde, waar je nu geen plek meer voor weet.

En juist daar, in die zoektocht naar het licht, vult dit verhaal mijn lichaam altijd met melancholie. Het duister laat me in mezelf keren, laat me reflecteren op wie ik geworden ben in het afgelopen jaar, wie ik worden wil in het komende jaar, en wie ik verloren ben. De druk op gezelligheid en warmte binnenshuis legt ook de druk op ons verlies, ons gemis, op die leegte die ooit door iemand gevuld werd en nu een vacuüm is geworden. Een vacuüm waar velen misschien voor terugdeinzen, omheen draaien of ontkennen. Maar een vacuüm dat laat zien hoe een essentieel deel van ons is verdwenen. En we kunnen het niet ontkennen, we kunnen er niet omheen. Juist in deze periode; in het duister, de kou en het gemis, kunnen we ons warmen aan de herinnering die in dat vacuüm schuilhoudt. Ja, er is ook pijn, en verdriet, misschien zelfs woede. Maar die zijn allemaal symptoom van iets wat ons in de diepste kern menselijk maakt: liefde.

Iemand zei ooit dat rouw slechts liefde is die geen bestemming meer heeft. Het gemis is een bewijs van iets puurs; het feit dat je hele lichaam vervuld is van liefde. De pijn lijkt die liefde te overheersen, maar wat als het één en dezelfde is? Wanneer je de pijn durft toe te laten, kan er ook weer langzaam ruimte komen voor de liefdevolle herinnering. Een herinnering die je in liefde kan vasthouden, om alle beetjes warmte te behouden. Een herinnering om in liefde te delen, rondom die gedekte tafel met de openhaard op de achtergrond. Het is diezelfde warmte, datzelfde licht, dat je zelf kunt ontsteken wanneer je het nodig hebt.

Dus ik nodig iedereen uit om voor jezelf, wanneer je jezelf in de kou en het duister vindt, een zwavelstokje af te steken, om hiermee voor even dat visioen van liefde te ontsteken en jezelf te warmen aan de herinnering die zo diep in je leeft. Die zo diep om je geeft. En vergeet niet om de deur open te zetten voor wie nog van buitenaf staat toe te kijken, verlangend naar de warmte van jouw huis.

Publicatiedatum
23 december 2025
This site is registered on wpml.org as a development site. Switch to a production site key to remove this banner.